Blog 36 – Over een buideldier en haar oogappels

Disclaimer: Dit is een blog over mijzelf, want een blog waarin onze (aanstormende) puber(s) een hoofdrol spelen is natuurlijk uit den boze in huize Klaasse.

Er valt weer eens een pakketje op de mat.
Maahaaaaaam, wéér een boek voor jou!
Het klopt dat er bijna elke week wel een pakketje met een boek voor mij op de deurmat valt. Ik hou van boeken, al van jongs af aan. En nu heb ik een beroep gekozen, waarbij je ongegeneerd boeken kunt bestellen en lezen (nou ja, over zowel dat bestellen, als dat lezen wordt bij ons thuis niet door iedereen hetzelfde gedacht).

Maar nu viel er geen theologisch boek op de mat.
Het was een boek over pubers.
Nu is het zo dat ik eigenlijk nooit boeken heb gelezen of lees over de opvoeding, want ik denk dat we opvoeden niet uit een boekje kunnen leren. Maar nu werd ik toch getriggerd door dit boek.

Een survivalgids voor ouders én een ode aan de pubers: de emotionele, gekke, levendige, roekeloze en aandoenlijke wezens op deze wereld.
Nu vertelde ik al in de disclaimer dat ik écht niets mag vertellen over deze emotionele, gekke, levendige, roekeloze en aandoenlijke wezens in óns huis. (Ook niet dat ik dacht dat ze misschien geposeerd hadden voor de voorkant van dit boek)
Maar het boek is dus vooral een ode aan hen en een spiegel voor ons als ouders.

De grote vraag in het eerste deel van dit boek is wat voor soort ouder je bent. Het buideldier, de struisvogel, de neushoorn of de volwassen ouder. Ik zal hier niet precies vertellen wat het verschil is, maar de beelden spreken voor zich. Vaak zijn ouders overigens combinaties.

Natuurlijk wil iedereen de volwassen ouder zijn, maar in de praktijk valt dat vaak niet mee.
Al lezende kwam ik een passage tegen, waarvan ik dacht: dit gaat over mij! Ik maakte er een foto van, stuurde die aan Carlo, die vervolgens ook moest toegeven dat het over mij gaat.

Ik zal de volledige passage niet delen (want: Kluun), maar het komt er op neer dat ik een buideldier ben, die af en toe in een neushoorn veranderd:

Ogenschijnlijk uit het niets, ontploft dit buideldier en valt ze uit tegen de nietsvermoedende puber dat ik nooit, maar dan ook nooit één dankjewel krijg, terwijl ze ‘altijd alles voor hem doe’ en ‘altijd klaarstaat’, dat ze het ‘spuugzat is’ en hij ‘het allemaal maar bekijkt’.
Dat ze ‘het heeft gehad met deze puber’, vanaf nu ‘niets meer doet en dan wel eens zal zien wie kookt, de was doet, zijn kamer opruimt’. En ook nog iets in de trant van ‘dan gaat je PlayStation achter slot en grendel’.
Uit het niets verandert dit buideldier in een neushoorn.

Het mooie van dit boek is dat het je naar jezelf laat kijken, omdat die puber nu eenmaal die puber is, die je tóch niet kan veranderen.

Ik doe het niet heel vaak, maar naast een boek lezen, wil ik ook nog wel eens een serie kijken. Er is één serie die ik samen met Carlo kan kijken en stiekem kijken onze (aanstormende) puber(s) ook wel eens mee.

Het gaat natuurlijk over oogappels.
Gisteravond was alweer de laatste (tranentrekkende!) aflevering van het huidige seizoen. Maar vandaag kwam het goede nieuws dat deze serie een eigen kerstfilm krijgt (zie trailer hieronder). Je kunt van alles vinden over deze serie, dat vind ik op sommige vlakken ook. Maar het is wel zó herkenbaar en zo knap geacteerd. Bijzonder ook is dat er in dit laatste seizoen ruimte is voor een vriendje wat christen is. Mooi hoe respectvol deze rol in deze serie geschreven is.

Nou, ik ga weer even verder met mijn eigen oogappeltjes!
Hartelijke groet van het buideldier, die áf en toe in een neushoorn verandert, maar haar stinkende best doet om gewoon die volwassen ouder te zijn.

Blog 35 – Door de mand…

Afgelopen zaterdag hadden we een verjaardag.
In blog 17 (De Binnenhof als binnenkamer) schreef ik al eens eerder over een verjaardag.
Hoe ik daar begroet werd met de woorden ‘Ha, de dominee’!
De conclusie van die blog was, dat het voor mij soms heerlijk is als ik gewoon ergens alleen maar te hoeven ‘zijn’. Wanneer ik gewoon even Matthea mag zijn. Zonder te hoeven praten over het predikantschap, de kerk of theologie.

Nu lijkt het misschien of ik nooit over mijn werk wil praten, zo is het niet hoor.
Het hoort er ook bij, zoals ieder mens over zijn werk praat op een verjaardag, zo zal ik dat ook moeten. Maar de ene keer gaat het makkelijker dan de andere keer.

Maar afgelopen zaterdag werd ik verrast.
Mijn zwager (man van mijn zusje) vroeg mij: ‘En…heb je al eens het gevoel gehad dat je door de mand viel’.
Kijk, dat zijn nog eens vragen.
Weer eens wat anders als: ‘Zijn jullie al gewend’, ‘Hoe bevalt het’, of: ‘Moet je morgen voorgaan’?

Door de mand vallen…
Het is wel leuk om een beetje context te schetsen.
Mijn zwager is theaterdocent, -maker en regisseur.
Vanuit zijn context en werkgebied is het een hele interessante vraag.
Een vraag die ook te maken heeft met je rol.

Welke rol heb ik als predikant?
Het is een vraag waar ik zelf heel veel mee bezig ben.
In het mentoraat, maar ook in de cursus over preken die ik volg.
En dat is een lastige vraag.
Want het is geen rol die ik aanneem, zoals mij zwager spreekt over rollen.
Er is veel minder een onderscheid tussen de ‘gewone Matthea’ en ‘Matthea als predikant’.
En tegelijkertijd is dat onderscheid er wel en zijn er ook wel momenten dat het mij persoonlijk helpt dat ik die rol wél heb. Wanneer ik mijn toga aantrek, helpt het mij om ‘in mijn rol’ te stappen. Wanneer ik als predikant op bezoek ga, durf ik heel andere vragen te stellen, dan die ik uit mijzelf zou stellen.

En tegelijkertijd probeer ik bovenal mijzelf te blijven.
Terug naar die vraag:
‘En…heb je al eens het gevoel gehad dat je door de mand viel’.
Mijn antwoord was…’eigenlijk niet’.
Ik neem niet de rol aan dat ik alles weet, alles kan, alles begrijp…
Juist door daar eerlijk over te zijn, val ik ook niet door de mand.
Hoewel er best momenten zijn, waarbij ik denk: ‘Wat zeg ik nou toch?’ of: ‘Wat ben ik nou eigenlijk aan het doen?’. De woorden en handelingen moet ik mij ook nog wel eigen maken, waardoor nog niet alles vanzelf gaat of doorleefd is.
Maar dat is niet hetzelfde als het gevoel hebben dat ik door de mand val…

En wat nu als dat wel gebeurd?
Volgens het liedje van Matthijn Buwalda (ja, daar is hij weer…) is er zelfs dan nog niet zo gek veel aan de hand.

Blog 34 – Zwemmen

Alweer een tijdje geleden (in blog 19) vertelde ik over mijn niet zo sportieve aard.
Van alles geprobeerd, maar niets wat ik écht leuk vind.
Behalve dan…zwemmen!

Inmiddels heb ik een zwemmaatje gevonden en proberen we elke week baantjes te gaan zwemmen. Het is zelfs zo dat ik twee keer per week in het zwembad lig. Eén keer om baantjes te zwemmen en één keer samen met de jongste.

Voor wie onze jongste inmiddels een beetje kent, haar haardos weerspiegelt iets van haar karaktertje. Weerbarstig, uitbundig en pittig. Ze is pas drie geworden en we hebben onze handen vol aan haar. Bovenal voelen we ons gezegend met dit karaktertje, maar ze maakt het ons lang niet altijd eenvoudig. Wat ze al weet en hoe ze het ook kan verwoorden, loopt uiteen met hoe oud ze sociaal-emotioneel pas is. Dat zorgt naast bijzondere momenten ook voor frustraties en driftbuien.

Het leek mij goed om iets met haar één op één te gaan doen. Iets wat haar juist op een heel ander vlak uitdaagt. Iets wat ze nog niet kan en niet durft.
En zo kwamen we in het zwembad terecht, bij de peuterzwemles.
Allemaal peuters van 3 jaar met hun vader, moeder, opa of oma.
Veel van de kindjes zwemmen al veel langer, dus zijn heel vrij in het water.
Sommigen van hen zwemmen al kleine stukjes los of duiken zonder problemen naar de bodem om iets op te rapen.

Dat is even wennen voor onze zelfstandige, zelfbewuste en eigenwijze peuter.
Thuis vertelt ze vooraf trots aan iedereen wat ze allemaal gaat doen en al durft.
Maar in het water klampt ze zich angstvallig aan mij vast en vallen haar praatjes weg.
We doen een spelletje waarbij alle peuters kopje onder gaan, maar dat vond ze geen geslaagd plan. Ze waarschuwt mij, of ik dat nooit meer wil doen…
Op de terugweg valt ze uitgeput in slaap.

Uiteindelijk komt het goed.
Wanneer ik ’s avonds mijn baantjes trek, realiseer ik mij hoe vanzelf het gaat.
Geen enkele angst voor het water.

Het beeld van het zwemmen gebruik ik ook voor mijn welbevinden in mijn werk als predikant. Er is heel veel werk, op een bepaalde manier ben ik in het diepe gegooid, er is veel hulp, van alle kanten. Maar ik moet zelf leren zwemmen. En soms ga ik even kopje onder.
Ik voel mij niet zoals onze jongste. Ik heb niet het gevoel dat ik verdrink in mijn werk.
Maar ik voel mij ook nog niet als een vis in het water. Ik kan nog geen baantjes zwemmen zonder er over na te denken. Het water voelt nog niet pure ontspanning, ik ben mij nog elke dag bewust van het water, van de mensen die rondom mij zwemmen, van de gevaren, van mijzelf en de bewegingen die ik maak.

Toen wij thuiskwamen deed onze jongste trots verslag van haar zwemles.
En het belangrijkste was dat ze volgende week weer wil!
En dan gaat ze wel glijden, dan gaat ze wel duiken, dan gaat ze wel…

En zo voel ik mij ook in het predikantschap.
Ik heb er zin in! Elke ochtend weer heb ik er zin in.
Ik ga elke uitdaging, elk moeilijk gesprek, elke lastige vergadering met open blik tegemoet.
Dat heeft ten diepste te maken met de Onderwaterzwemmer (daar zal ik in een volgende blog over schrijven).

Het is een sprong in het diepe met mijn ogen open
Het is spannend, het is eng, maar sinds wanneer is dat een reden om iets niet te doen?!

Blog 33 – Ik heb je bij je naam geroepen…

Op mijn zeldzame vrije zondagochtend zit ik in de kerk.
Op mijn schoot zit de jongste, die nog ongegeneerd om zich heen mag kijken.
Telkens als ze iemand ontdekt die ze kent, maakt ze daar een melding van.
Mam, daar zit Mart.
Mam, daar zit Bert.
Mam, daar zit Jessica.
Mam, dat is de mama van Maud.
Mam, ik zie Judith!
Ik verwonder mij erover hoe ze op driejarige leeftijd al zoveel mensen kent én de namen ook al kan onthouden.

Dat heeft ze van geen vreemde…
Het meest gehoorde compliment wat ik in de gemeente krijg, is dat ik al zoveel namen ken.
Volgens de Radboud Universiteit kennen we zo’n 540 mensen bij naam.
Dit zal een gemiddelde zijn en ik durf wel te zeggen dat ik daarboven uit kom.

Zelf vind ik het niet zo bijzonder.
Het gaat voor mijn gevoel gewoon vanzelf.
Ik vind het ook wel lastig om met complimenten om te gaan, dus wuif mijn talent ook makkelijk weg.
Toch ben ik er wat over na gaan denken, wat betekenen namen nu voor mij en waarom ken ik zoveel namen uit mijn hoofd. Ik kwam op drie redenen:
-Interesse
-Oefening
-(Bijbels) belang

Interesse
Misschien komt het doordat ik van kind af aan al gefascineerd ben door namen en hun betekenissen. Ik had altijd briefjes met mooie namen, mijn poppen en knuffels kregen ook allemaal een bijzondere naam. En ook de namenzoektocht voor onze kinderen heb ik uiterst serieus genomen. Wat veel mensen niet weten is dat ik na de tweede vond dat de rest van de namen aan dezelfde eisen moest voldoen. Ga daar maar eens aanstaan…
Dus 6 letters, 3 lettergrepen én een mooie betekenis.
Nu lijkt het alsof Carlo helemaal niets in te brengen had, dat valt mee hoor, ik had heel graag een dochter Davita genoemd, maar dat heb ik er niet doorheen gekregen.  

Oefening
Ik wijt mijn talent zelf altijd aan de jaren dat ik voor de klas heb gestaan, dan kreeg ik in september altijd zo’n 200 nieuwe namen en die wilde ik graag goed en snel onthouden. Maar ik had ook collega’s die er gewoon niet eens aan begonnen. Soms kwamen er mentorleerlingen bij mij klagen, dat een docent nog stééds hun namen niet wist.
Op dit moment oefen ik niet, het is niet zo dat ik een smoelenboek van de gemeente heb en avonden lang zit te oefenen. Maar ik denk wel dat de basis in mijn onderwijs carrière ligt.

(Bijbels) belang
Ik denk dat het voor ieder mens belangrijk om gekend te zijn. Gekend zijn gaat verder dan een naam, maar het begint wel met een naam.
Als we naar de Bijbel kijken, dan speelt een naam een heel belangrijke rol. God zelf laat zichzelf kennen door zijn Naam. Ik ben die Ik ben.
Ik word er elke keer weer door verrast wat voor belangrijke rol namen spelen in de Bijbel, wat de betekenissen van de namen ons vertellen.
Eén van de mooiste teksten (die overigens wel allereerst over het volk Israël gaat) vind ik Jesaja 43: 1, 2. ‘Ik heb je bij je naam geroepen, je bent van mij’.

Twee mooie liederen bij deze tekst wil ik graag nog delen:

Nooit ver bij jou vandaan van Matthijn Buwalda

Wees niet bang van Elly en Rikkert

Blog 32 – de perfecte kerk?!

In de afgelopen weken heb ik veel gesprekken gehad over de kerk. Niet alleen maar over de kerk waar ik predikant ben, Gereformeerde Kerk De Voorhof in Andel. Het waren vaak gesprekken over de kerk als instituut.
Ik ontmoet veel mensen die teleurgesteld zijn in de kerk als instituut, ik ontmoet mensen die hun heil elders zoeken, ik ontmoet mensen die de kerkdeur achter zich dicht hebben getrokken.
Zelf heb ik ook niet alleen maar positieve ervaringen met de kerk, ook ik ben in mijn leven teleurgesteld, pijn gedaan, vergeten door de kerk. Wij hebben ook wel eens op het punt gestaan om onze biezen te pakken en elders te gaan kijken.

En tóch, ondanks alles, kan ik inmiddels zeggen dat ik van de kerk hou. Dat is misschien niet zo verrassend voor iemand die predikant is geworden. En toch denk ik dat het belangrijk is om dit te blijven benoemen.
Ik hou niet zozeer van de kerk als instituut, hoewel we volgens mij niet zonder structuren kunnen. Ik hou niet zozeer van de PKN, van De Voorhof, maar ik hou van de kerk als geloofsgemeenschap. En dat de kerk een geloofsgemeenschap is, maakt dat het mooi is, maar ook vaak ontzettend lastig. We zijn een gemeenschap van mensen, we zijn allemaal uit hetzelfde hout gesneden, hebben allemaal onze onhebbelijkheden. Waar mensen samen een gemeenschap vormen komen vroeg of laat verschillen in zienswijze, in mening, in overtuiging naar voren.
Deze week verzuchtte ik een keer, ‘de één wil die kant op, de ander wil die kant op, de één vindt dit belangrijk, de ander vindt dat belangrijk, de één wil dit zingen, de ander wil dat zingen, hoe houd ik dit zootje -oneerbiedig gezegd- bij elkaar?!’
Een gemeenschap van mensen voelt al snel als een zootje. Daarom is het als kerk denk ik belangrijk -ook voor mijzelf!- dat we steeds weer blijven benadrukken dat we niet enkel een gemeenschap vormen, maar een geloofsgemeenschap zijn!
We zijn gemeente ín Christus. We moeten elkaar telkens weer opnieuw weer wijzen en bepalen op dat lijntje naar boven. Wanneer we dat kwijtraken tijdens gesprekken, discussies en vergaderingen, dan missen we iets essentieels, iets existentieels.

De Amerikaanse televisiedominee Billy Graham heeft eens gezegd:

‘Je kunt zoeken naar de beste kerk,
maar besef dat het, zodra jij er bent,
niet meer de beste kerk is.’

Ik vind dit zo’n goede en relativerende uitspraak. Juist in een tijd waarin mensen op zoek zijn, denken dat het gras elders groener is, maar ook gedesillusioneerd kunnen worden, omdat er overal wel wat is…
Dat is de realiteit van kerk zijn, we zijn een geloofs-gemeenschap. De gemeenschap maakt het lastig, omdat we mensen zijn, met allemaal onze onhebbelijkheden. Daarom zie ik ook mensen, die het dan maar proberen zonder kerk. Maar ook dat valt tegen, om dat lijntje omhoog vast te houden, zonder die gemeenschap om je heen.

Ik hou van de kerk, van de gemeenschap en van God.
Er wordt niets meer van mij gevraagd om trouw te zijn en vol te houden.
Zullen we met elkaar afspreken dat we dat allemaal doen?
Trouw zijn en volhouden? Niet weglopen als het moeilijk wordt, niet weglopen als die persoon of die mening je niet aanstaat, niet weglopen om wat er gezongen of niet gezongen wordt, vul het zelf maar in.

En als u of jij toch niet kan blijven, vertel het mij of iemand anders dan. Ik zal niemand veroordelen of tegenhouden, maar ik zou het zo jammer vinden wanneer iemand zo’n proces alleen moet gaan en via de achterdeur verdwijnt. En niet alleen jammer, dat doet ook pijn. Niet alleen bij mij, maar bij de hele kerk. Als het goed is tenminste. De kerk als gebouw kan geen pijn lijden, maar de kerk als geloofsgemeenschap wel.

De perfecte kerk bestaat niet, ik heb haar in ieder geval nog niet gevonden.
Daar mogen én moeten we eerlijk in zijn tegenover elkaar.
Maar tegelijk mogen we ook van de kerk houden, als noodzakelijk kwaad of als geschenk, daar zullen we misschien allemaal verschillend in staan. En dat is ook niet erg.
Als we maar beseffen dat ons denken en spreken over de kerk ook naar buiten uitstraalt.
Wat stralen wij uit? Misschien geen perfecte kerk, maar wat dan wel?

Blog 31 – 15 jaar

Vandaag – 21 september – zijn Carlo en ik 15 jaar getrouwd.
Uiteindelijk werd het een bijzonder gewone dag in huize Klaasse.

Twee kinderen hadden studiedag, wij hadden beide een werkdag (die combinatie is al een uitdaging op zichzelf), de zonnepanelen werden gelegd, de vloerbedekking moest nog van de trap worden gehaald, één kind moest naar de orthodontist, één kind moest naar huiswerkbegeleiding, één kind moest zo nodig vandaag herfstkleren kopen, één kind was kwijt. Kortom een bijzonder gewone dag in huize Klaasse.

Om deze dag toch nog een beetje te vieren, hebben we maar frietjes gehaald.
In dat ene uurtje dat we vandaag allemaal thuis waren, hadden we ons frietfeestje op de bank. Voor wie dat ritueel nog niet kent, welkom om het een keer mee te vieren.

Wij zijn niet zo goed in het vieren van onze jubilea.
De keren dat wij onze trouwdag (samen) gevierd hebben zijn op één hand te tellen.
Toen we 12,5 jaar getrouwd waren, zouden we een feestje geven, maar dat viel in het water door corona.

Ach…zolang we in het gewone leven nog maar regelmatig een klein feestje kunnen vieren, zoals een frietfeestje op de bank, dan zit het wel goed.
Dat maakt ons huwelijk na 15 jaar bijzonder gewoon en tegelijk gewoon bijzonder.

Blog 30 – Een verhuisdoos vol genade

Het is tijd om een tussentijdse balans op te maken.
Steeds meer mensen begonnen naar mijn blog te vragen.
En het schrijven heb ik zelf ook gemist.

Mijn vorige post schreef ik vanuit Noorwegen.
Inmiddels zijn we alweer ruim drie weken thuis in Andel.

Thuis in Andel.
Die vraag wordt momenteel veel gesteld:
‘Voelen jullie je al een beetje thuis in Andel?’
Als ik eerlijk ben zijn Carlo en ik daar zelf niet zo mee bezig.
Het voelt niet als een optie om ons hier niet thuis te voelen.
We zijn deze weg in geslagen en doen ons uiterste best om ons hier thuis te voelen.
En tot nu toe is dat ook niet zo moeilijk.
We voelen ons welkom in de gemeente.
We ontdekken de omgeving, te voet of met de fiets.
We maken kennis met de buren.
We begeven ons (ietwat voorzichtig) te midden van de dorpsgenoten op het Pleinfeest.
En tot slot: ons huis voelt steeds meer als een thuis.

We hebben afgesproken om elke week een paar dozen uit te pakken.
Er staan er nu denk ik nog een stuk of 20 op zolder.
Dit zijn de lastigste dozen, met spullen die je niet zo vaak nodig hebt.
En tussen die dozen staat één bijzondere doos.
Een doos die af en toe even opengaat.
Wanneer het nodig is.

‘Een verhuisdoos vol genade’.
Want hoe hard wij ook ons best doen…
En hoe vastbesloten wij ook zijn dat er geen andere optie is dan ons hier thuis gaan voelen…
Het valt echt niet altijd mee.
Voor elk kind hebben we de verhuisdoos al even open moeten maken.
Even een pas op de plaats, even tot 10 tellen, even een kroel, even zeggen dat het wel goed komt.

Ik merk aan mijzelf dat ik vaak harder loop dan de rest.
Dat ik té graag wil dat het goed gaat.
Maar dan realiseer ik mij dat ik een voorsprong van vier maanden heb.
Vier maanden waarin ik heen en weer reed naar Andel.
Vier maanden waarin ik de mensen, de straten en de gemeente al leerde kennen.
En nu is de rest van het gezin aan de beurt.

Bovenal ben ik ontzettend trots op ze het doen.
Ga er maar aanstaan.
Je ouders beslissen dat je gaat verhuizen, je naar een andere school moet, naar een andere voetbalclub, opeens 15 km naar school moet fietsen, afscheid moet nemen van je familie dichtbij, van je beste vriendjes vanaf de kleuterschool.
Dus bovenal is er trots, hoe ze nieuwe vrienden maken, elke dag vol nieuwe moed naar school gaan en overal aan meedoen.

Maar er zijn ook tranen, woorden, ruzietjes, boze buien, onbegrip, korte lontjes en grote monden.
Het liefst zou ik willen zeggen dat het wel meevalt, dat alles goed komt, dat het in Waalwijk ook niet allemaal ‘koek en ei’ was. Soms verlies ik ook mijn geduld, soms zijn wij ook moe en dan moet we ook nog al die verschillende buien thuis proberen te reguleren.
Maar gelukkig is er die ‘verhuisdoos vol genade’.
Een doos met een extra kroel, even op schoot, even één op één, even wat langer opblijven, even wat geruststellende woorden.
Niet verdiend, maar wel nodig…

Tijd om een tussentijdse balans op te maken.
Het gaat dus best goed, we voelen ons thuis, maar het gaat zeker niet vanzelf.
Elke week worden er meer dozen uitgepakt.
Maar ik denk dat die ‘verhuisdoos vol genade’ nog maar even moet blijven staan.

Blog 29 – Lessen uit Noorwegen

We zijn inmiddels over de helft van onze vakantie.
We staan nu op camping nummer 9 van onze prachtige rondreis.
Ondertussen ontkomen we er niet aan om ook over de terugreis na te denken.
Heen zijn we via Zweden gereden, maar terug gaan we met de boot rechtstreeks naar Denemarken.
Terwijl we nadenken over de terugreis, denk ik ook na over wat ik mee wil nemen van deze vakantie. Lessen uit Noorwegen, om niet zomaar door te gaan, maar een stukje van deze vakantie mee naar huis te nemen.

Les 1 – Er bestaat geen slecht weer, alleen slechte kleding

Voorafgaand aan onze reis werd ik gebeld door een gemeentelid, om mij te waarschuwen voor het koude weer in Noorwegen.
Daarnaast kreeg ik van mijn zusje thermokleding voor de vakantie, die kleding ligt nog in Andel en ook het telefoontje heb ik niet serieus genoeg genomen. Zou koud zou het toch niet worden? Het eerste en enige souvenir wat ik tot nu toe heb gekocht is een waterdichte jas. Het spreekwoord uit Scandinavië klopt…er bestaat geen slecht weer, alleen slechte kleding. Ik was niet goed voorbereid, in ieder geval niet voor mijzelf. Voor de kinderen had ik beter ingepakt. Maar het weer is toch natter en kouder, dan ik van tevoren bedacht had.

Tot de geboorte van Magali hadden we één auto en deed ik alles op de fiets, door weer en wind. Ik ben heel blij met mijn autootje, maar eigenlijk zou ik er minder gebruik van willen maken. Daarom ben ik ook zo blij dat we in Andel wonen, dan kan er veel meer te voet en op de fiets.
Deze les uit Noorwegen neem ik meer naar huis, ik wil minder snel de auto pakken, je kunt je kleden op de regen en de kou.

Les 2 – Friluftsliv

De tweede les uit Noorwegen heeft alles met de eerste les te maken. Friluftsliv is ‘leven in de buitenlucht’. We zijn nu op weg met twee gezinnen in twee campers. Voor wie ooit met kinderen en een camper heeft gereisd, weet dat je dan zoveel mogelijk buiten wilt leven. Buiten ontbijten, lunchen en avondeten. Buiten zitten, buiten spelen. De binnenruimte is echt te klein om daar met het hele gezin door te brengen. Hoewel we één keer uit pure noodzaak met 11 personen in onze camper hebben gegeten.
Ik merk dat het buitenleven mij goed doet, ik heb het gemist. De afgelopen jaren stonden in het teken van studie en stage. Veel autorijden, veel tijd achter mijn computer. Ik hoop dat ik een beetje van het ‘Friluftsliv’ mee naar huis kan nemen. De eerste week in Andel hebben we (overigens wel uit noodzaak) ook veel buiten geleefd in het tuinhuis, dus wat dat betreft zijn we er ook een beetje aan gewend geraakt.

De twee lessen hebben één overeenkomst, dichterbij de schepping leven. Dat is op vakantie zo makkelijk, maar ik vind het altijd lastig om het vast te houden. Zeker wanneer de dagen korter, kouder en donkerder worden. Maar dat is voor de mensen hier geen excuus… Je neemt het buitenleven zoals het komt en je kleedt je erop.

Blog 28 – Geen bestemming

We hebben een bewogen jaar achter de rug. Vorig jaar rondde ik in de zomervakantie mijn scriptie af. We zouden op vakantie gaan na veelbewogen maanden en daarna zouden we eens rustig verder kijken en denken. Pas na de kerst zou ik het beroepingswerk op gaan pakken. Maar dat liep even anders, zoals velen inmiddels weten. Nét voor onze vakantie werd ik gebeld, dus gingen we zomer 2021 met ‘huiswerk’ op pad…zou de gemeente van Andel bij mij/bij ons passen?

Wanneer je predikant wordt, is je bestemming onbekend. Nu kunnen wij wel goed tegen dat idee, we zijn al eens bijna in Amsterdam of in Londen terecht gekomen. Doordat wij allebei hebben ervaren dat het leven zomaar anders kan lopen, zijn wij geen mensen die ver vooruit plannen. We vinden het prima om slechts een korte periode vooruit te kijken. Dat past dus goed bij het predikantschap. Maar dat betekent niet dat we daar geen ideeën over hadden:

-Liever een grote stad, dan een dorp.
-Het liefst in het midden van het land.
-Buitenland zou ook nog wel leuk zijn.
-Liever de kinderen niet ver laten fietsen naar vervolgonderwijs.
-Het liefst openbaar vervoer in de buurt.
-Het liefst een beetje een multiculturele omgeving.
-Het liefst een gemeente met meerdere predikanten.
-Het liefst…

Voor wie Andel een beetje kent, deze omschrijving past niet (of beter: helemaal niet) bij Andel. Ik blijf het zo bijzonder vinden, dat het zo gelopen is. Opeens viel heel mijn wensenlijstje weg. Ik voelde mij geroepen om naar deze bestemming te gaan.

In de afgelopen weken zijn wij verhuisd, naar Andel. Wat voor mij en ons gelijk duidelijk was, is dat ik wil wonen waar ik predikant ben. En dat is wonderlijk genoeg gelukt. We zijn ontzettend blij, maar ik vind het ook ontzettend spannend. Niet zozeer de verhuizing of het loslaten van Waalwijk, daar heb ik helemaal geen moeite mee. Maar het feit dat ‘geen bestemming’ nu voorbij is, vind ik wel spannend.
Wat heb ik gedaan? Wat hebben we gedaan? Wat nu als…?

Na deze weken van verbouwen en verhuizen, zijn we nu op vakantie. Het mooie is dat we ook een vakantie zonder bestemming hebben. We merken dat we daar allemaal even aan moeten wennen. Ja, we gaan naar Noorwegen, maar we hebben geen vaste bestemming. Op dag 4 bereikten we Noorwegen en we verblijven nu voor de eerste keer twee nachtjes op dezelfde plaats. Om morgen weer verder te trekken.

Aan de ene kant vind ik het heerlijk, om zo rond te trekken en geen vaste bestemming te hebben (in dit land kún je op veel plaatsen niet eens reserveren). En tegelijkertijd is het ook heerlijk om nu even drie dagen op dezelfde plek te zijn. Het geeft ook wat rust. In die zin leer ik ook weer veel over mijzelf en gebruik ik dit blogje nu om even al mijn gedachten te ordenen. Ik voel mij ontzettend welkom in Andel, het is fijn om deze bestemming te hebben, maar ik merk dat ik ook tijd nodig heb voor die onrust in mijzelf. Tijd om tot rust te komen, om te aarden, niet weg te willen lopen als het even moeilijk wordt, mij te binden aan mensen, vrienden te durven maken. Niet te (willen) weten hoe lang we zullen blijven.
Ik denk dat dit alleen maar lukt, wanneer ik mij vast blijf houden aan die roeping. Die sterke roeping naar een bestemming die ik nooit zelf zou hebben uitgekozen. Ik ga verder met vakantie vieren en met mij verwonderen over de wondere wegen die wij gaan en die God met ons gaat.

Noorwegen 2022

Blog 27 – 100 dagen predikant

Gisteren, op 5 juli 2022, was ik 100 dagen predikant.
Kort na mijn bevestiging en intrede zette ik dit symbolische moment in mijn agenda.
Niet wetende dat er een hele wereld achter deze ‘honderd dagen zit’…

Zojuist googelde ik op ‘de eerste honderd dagen’ en daar schrok ik wel even van.
-Volgens 70% van de Amerikaanse managers vormen de eerste honderd dagen een goede voorspeller voor het succes en het verloop van iemands loopbaan…
-De eerste honderd dagen van een leider zijn cruciaal…
-Als je jouw eerste honderd dagen niet goed aanpakt, loop je het risico dat je niet goed integreert…
-Politici krijgen honderd dagen krediet van de kiezers en de media, daarna moeten ze met concrete plannen komen en eigenlijk hun eerste resultaten al hebben geboekt…
-Elke president sinds Roosevelt is na honderd dagen langs de meetlat gelegd…

Toen ik dit moment in mijn agenda zette, leek het nog zover weg.
Maar gisteren was het opeens toch zo ver.
Mijn eerste 100 dagen als predikant zijn voorbij gevlogen.
Een mooi moment om terug te kijken.
Ik geniet elke dag van het werk wat ik mag doen.
Voor het eerst in mijn leven heb ik het gevoel dat dit het werk is wat mij écht ligt.
Dat is wel fijn om te ervaren na zoveel jaar studie.
Het geeft rust.
Ik heb verschillende baantjes en banen gehad, maar ik was nooit echt tevreden.
Altijd ervaarde ik een bepaalde onrust.
En nu ervaar ik dat ik geniet.
Ik ben iemand die zich snel verveelt, maar in dit werk hoef ik mij niet te vervelen.
Geen dag is hetzelfde, geen mens is hetzelfde, geen dienst is hetzelfde.
Ik voel alle ruimte om te de ontdekken. Gods Woord, de gemeente en mijzelf.

Ik kan eigenlijk nog geen echte minpunten benoemen.
Maar als ik al die artikelen op Google moet geloven gaan die nog wel komen…
Mijn krediet schijnt nu op te zijn of te raken.
Maar al die hits op google hebben te maken met een carrière en niet met een ambt.
En af en toe heb ik het idee dat we ook het predikantschap definiëren in termen van carrière. In termen van ontwikkeling. De gemeente als een werkplek. Die je ook weer kan verlaten wanneer je een beter aanbod krijgt.

Blijf waar je bent. Ook dat is roeping.
Voor het eerst in mijn leven ben ik niet bezig met verder studeren, op zoek naar kansen om te komen waar ik wil zijn, wat ik wil doen met mijn leven.
En het is best spannend om dat los te laten.
Niet te zoeken naar een nieuwe stimulans, naar externe prikkels.
Om ook niet afhankelijk te zijn van wat mensen van mij vinden.
Nu ik misschien na honderd dagen toch langs de meetlat lig.

Ik voel mij geroepen, op deze plaats, om hier te zijn.
Ik wil geen onderscheid maken tussen wat ik doe en wie ik ben.
Dit is een plek waar ik een geestelijk volwassen leven en een geestelijk volwassen ambt mag ontwikkelen. Een heilig leven.

En dat is niet iets wat we kunnen meten na 100 dagen.
Volgende week kom ik voor de eerste keer bij elkaar met een klankbordgroep uit de gemeente. Ik heb daar over na zitten denken, wat wil ik van hen?
Ik denk dat de thematiek die ik hier beschreven heb heel belangrijk is.
Om niet met elkaar te kijken naar succes, resultaten, krediet en loopbaan.
Maar de vraag hoe ik trouw kan zijn aan mijn roeping, te blijven waar ik ben.
Hoe ik mijn doen en mijn zijn bij elkaar kan houden, te midden van alle onheiligheid die er ook is, in mijn leven en dat van de gemeente.
Hoe kunnen we met elkaar een heilig leven leiden?