Alweer een tijdje geleden (in blog 19) vertelde ik over mijn niet zo sportieve aard.
Van alles geprobeerd, maar niets wat ik écht leuk vind.
Behalve dan…zwemmen!
Inmiddels heb ik een zwemmaatje gevonden en proberen we elke week baantjes te gaan zwemmen. Het is zelfs zo dat ik twee keer per week in het zwembad lig. Eén keer om baantjes te zwemmen en één keer samen met de jongste.
Voor wie onze jongste inmiddels een beetje kent, haar haardos weerspiegelt iets van haar karaktertje. Weerbarstig, uitbundig en pittig. Ze is pas drie geworden en we hebben onze handen vol aan haar. Bovenal voelen we ons gezegend met dit karaktertje, maar ze maakt het ons lang niet altijd eenvoudig. Wat ze al weet en hoe ze het ook kan verwoorden, loopt uiteen met hoe oud ze sociaal-emotioneel pas is. Dat zorgt naast bijzondere momenten ook voor frustraties en driftbuien.
Het leek mij goed om iets met haar één op één te gaan doen. Iets wat haar juist op een heel ander vlak uitdaagt. Iets wat ze nog niet kan en niet durft.
En zo kwamen we in het zwembad terecht, bij de peuterzwemles.
Allemaal peuters van 3 jaar met hun vader, moeder, opa of oma.
Veel van de kindjes zwemmen al veel langer, dus zijn heel vrij in het water.
Sommigen van hen zwemmen al kleine stukjes los of duiken zonder problemen naar de bodem om iets op te rapen.
Dat is even wennen voor onze zelfstandige, zelfbewuste en eigenwijze peuter.
Thuis vertelt ze vooraf trots aan iedereen wat ze allemaal gaat doen en al durft.
Maar in het water klampt ze zich angstvallig aan mij vast en vallen haar praatjes weg.
We doen een spelletje waarbij alle peuters kopje onder gaan, maar dat vond ze geen geslaagd plan. Ze waarschuwt mij, of ik dat nooit meer wil doen…
Op de terugweg valt ze uitgeput in slaap.
Uiteindelijk komt het goed.
Wanneer ik ’s avonds mijn baantjes trek, realiseer ik mij hoe vanzelf het gaat.
Geen enkele angst voor het water.
Het beeld van het zwemmen gebruik ik ook voor mijn welbevinden in mijn werk als predikant. Er is heel veel werk, op een bepaalde manier ben ik in het diepe gegooid, er is veel hulp, van alle kanten. Maar ik moet zelf leren zwemmen. En soms ga ik even kopje onder.
Ik voel mij niet zoals onze jongste. Ik heb niet het gevoel dat ik verdrink in mijn werk.
Maar ik voel mij ook nog niet als een vis in het water. Ik kan nog geen baantjes zwemmen zonder er over na te denken. Het water voelt nog niet pure ontspanning, ik ben mij nog elke dag bewust van het water, van de mensen die rondom mij zwemmen, van de gevaren, van mijzelf en de bewegingen die ik maak.
Toen wij thuiskwamen deed onze jongste trots verslag van haar zwemles.
En het belangrijkste was dat ze volgende week weer wil!
En dan gaat ze wel glijden, dan gaat ze wel duiken, dan gaat ze wel…
En zo voel ik mij ook in het predikantschap.
Ik heb er zin in! Elke ochtend weer heb ik er zin in.
Ik ga elke uitdaging, elk moeilijk gesprek, elke lastige vergadering met open blik tegemoet.
Dat heeft ten diepste te maken met de Onderwaterzwemmer (daar zal ik in een volgende blog over schrijven).
Het is een sprong in het diepe met mijn ogen open
Het is spannend, het is eng, maar sinds wanneer is dat een reden om iets niet te doen?!