In de afgelopen weken heb ik veel gesprekken gehad over de kerk. Niet alleen maar over de kerk waar ik predikant ben, Gereformeerde Kerk De Voorhof in Andel. Het waren vaak gesprekken over de kerk als instituut.
Ik ontmoet veel mensen die teleurgesteld zijn in de kerk als instituut, ik ontmoet mensen die hun heil elders zoeken, ik ontmoet mensen die de kerkdeur achter zich dicht hebben getrokken.
Zelf heb ik ook niet alleen maar positieve ervaringen met de kerk, ook ik ben in mijn leven teleurgesteld, pijn gedaan, vergeten door de kerk. Wij hebben ook wel eens op het punt gestaan om onze biezen te pakken en elders te gaan kijken.
En tóch, ondanks alles, kan ik inmiddels zeggen dat ik van de kerk hou. Dat is misschien niet zo verrassend voor iemand die predikant is geworden. En toch denk ik dat het belangrijk is om dit te blijven benoemen.
Ik hou niet zozeer van de kerk als instituut, hoewel we volgens mij niet zonder structuren kunnen. Ik hou niet zozeer van de PKN, van De Voorhof, maar ik hou van de kerk als geloofsgemeenschap. En dat de kerk een geloofsgemeenschap is, maakt dat het mooi is, maar ook vaak ontzettend lastig. We zijn een gemeenschap van mensen, we zijn allemaal uit hetzelfde hout gesneden, hebben allemaal onze onhebbelijkheden. Waar mensen samen een gemeenschap vormen komen vroeg of laat verschillen in zienswijze, in mening, in overtuiging naar voren.
Deze week verzuchtte ik een keer, ‘de één wil die kant op, de ander wil die kant op, de één vindt dit belangrijk, de ander vindt dat belangrijk, de één wil dit zingen, de ander wil dat zingen, hoe houd ik dit zootje -oneerbiedig gezegd- bij elkaar?!’
Een gemeenschap van mensen voelt al snel als een zootje. Daarom is het als kerk denk ik belangrijk -ook voor mijzelf!- dat we steeds weer blijven benadrukken dat we niet enkel een gemeenschap vormen, maar een geloofsgemeenschap zijn!
We zijn gemeente ín Christus. We moeten elkaar telkens weer opnieuw weer wijzen en bepalen op dat lijntje naar boven. Wanneer we dat kwijtraken tijdens gesprekken, discussies en vergaderingen, dan missen we iets essentieels, iets existentieels.
De Amerikaanse televisiedominee Billy Graham heeft eens gezegd:
‘Je kunt zoeken naar de beste kerk,
maar besef dat het, zodra jij er bent,
niet meer de beste kerk is.’
Ik vind dit zo’n goede en relativerende uitspraak. Juist in een tijd waarin mensen op zoek zijn, denken dat het gras elders groener is, maar ook gedesillusioneerd kunnen worden, omdat er overal wel wat is…
Dat is de realiteit van kerk zijn, we zijn een geloofs-gemeenschap. De gemeenschap maakt het lastig, omdat we mensen zijn, met allemaal onze onhebbelijkheden. Daarom zie ik ook mensen, die het dan maar proberen zonder kerk. Maar ook dat valt tegen, om dat lijntje omhoog vast te houden, zonder die gemeenschap om je heen.
Ik hou van de kerk, van de gemeenschap en van God.
Er wordt niets meer van mij gevraagd om trouw te zijn en vol te houden.
Zullen we met elkaar afspreken dat we dat allemaal doen?
Trouw zijn en volhouden? Niet weglopen als het moeilijk wordt, niet weglopen als die persoon of die mening je niet aanstaat, niet weglopen om wat er gezongen of niet gezongen wordt, vul het zelf maar in.
En als u of jij toch niet kan blijven, vertel het mij of iemand anders dan. Ik zal niemand veroordelen of tegenhouden, maar ik zou het zo jammer vinden wanneer iemand zo’n proces alleen moet gaan en via de achterdeur verdwijnt. En niet alleen jammer, dat doet ook pijn. Niet alleen bij mij, maar bij de hele kerk. Als het goed is tenminste. De kerk als gebouw kan geen pijn lijden, maar de kerk als geloofsgemeenschap wel.
De perfecte kerk bestaat niet, ik heb haar in ieder geval nog niet gevonden.
Daar mogen én moeten we eerlijk in zijn tegenover elkaar.
Maar tegelijk mogen we ook van de kerk houden, als noodzakelijk kwaad of als geschenk, daar zullen we misschien allemaal verschillend in staan. En dat is ook niet erg.
Als we maar beseffen dat ons denken en spreken over de kerk ook naar buiten uitstraalt.
Wat stralen wij uit? Misschien geen perfecte kerk, maar wat dan wel?